Het is bijna Pasen. Tijd om eieren te gaan zoeken, van een lekkere paasbrunch te gaan genieten en een tripje te gaan maken naar de woonboulevard! Hoewel, dat laatste raad ik je niet per se aan. Moet je toch mee en heb je zin om je metgezellen te vermaken met wat taalweetjes over Pasen? Hieronder deel ik een aantal taalweetjes over Pasen met je. Vrolijk Pasen!
Het woord “Pasen” is afgeleid van het Hebreeuwse woord “Pesach”, wat “voorbijgaan” betekent. Dit verwijst naar de uittocht van de Joden uit Egypte, die volgens de Bijbel plaatsvond tijdens het Pesachfeest.
In het Engels wordt Goede Vrijdag “Good Friday” genoemd, waarbij het woord “good” eigenlijk een verandering is van “God’s Friday”
In Duitsland worden de plekken waar de paashaas eieren verstopt ‘Nesten’ Dit woord heeft een bijzondere betekenis voor Pasen. Het woord “Nest” wordt namelijk ook gebruikt als een bijnaam voor een klein broodje dat traditioneel wordt gegeten tijdens de paasperiode.
Het Engelse Easter Egg, verwijst niet alleen naar een paasei, maar betekent ook een verborgen verrassing of een onverwachte bonus in iets, zoals een videospel, een film of zelfs een stuk software. Het komt – je raadt het al – voort uit het zoeken naar paaseieren tijdens Pasen.
In het Italiaans en Spaans heet Pasen respectievelijk “Pasqua” en “Pascua”, wat is afgeleid van het Latijnse “Pascha”. Een andere betekenis van het woord “Pasqua” is “nieuw begin” en dit is passend voor Pasen, aangezien dit feest het begin markeert van een nieuw seizoen en van… de lente!
In Engeland is het traditie om tijdens Pasen warme kruisbroodjes te eten, ook wel “hot cross buns” genoemd. Deze broodjes hebben een kruis op de bovenkant, wat verwijst naar het kruis waar Jezus aan gestorven is.
De Engelse uitdrukking: Don’t put all your eggs in one basket. is een uitdrukking die wordt gebruikt om te waarschuwen tegen het riskeren van alles wat je hebt op één enkele kans of mogelijkheid. Het komt voort uit het idee dat als je al je eieren in één mand legt en de mand valt, je al je eieren kwijt bent.
In het Nederlands wordt Pasen ook wel “Paasfeest” of “Paastijd” genoemd. “Paas” is hierbij afgeleid van “Pasch”, zoals het in het Middelnederlands werd genoemd. In sommige dialecten wordt ook wel gesproken van “Poeske(n)”.
In het Frans wordt Pasen “Pâques” genoemd, wat afkomstig is van het Latijnse “Pascha”. In sommige delen van Frankrijk wordt echter ook wel gesproken van “Pâques fleuries” (bloeiend Pasen), wat verwijst naar de bloeiende natuur in de lente.
In het Engels wordt Pasen “Easter” genoemd, wat afkomstig is van het Oudengelse woord “Ēastre”. Dit woord verwijst naar een Germaanse godin van de lente en vruchtbaarheid, waarvan het feest oorspronkelijk werd gevierd.
In Zweden verkleden kinderen zich op Witte Donderdag als Paasheksen en gaan ze van deur tot deur, waarbij ze schilderijen en tekeningen ruilen voor snoep. In het Zweeds is het woord voor paasheks “påskkärring”.
In Frankrijk heet de traditionele paastaart “gâteau pascal”, wat in het Frans letterlijk “paastaart” betekent.